|
Gouda Ommuurd
Deze tentoonstelling over de stadsmuren en stadspoorten is samengesteld
door de Archeologische Vereniging Golda uit vondsten van oude
opgravingen in Gouda, aangevuld met de resultaten van recent
uitgevoerde projecten door archeologische bedrijven. Recent onderzoek
vond plaats naar de stadsmuur bij het Bolwerk en begin 2013 wordt
archeologisch onderzoek gedaan naar de funderingsresten van de
Tiendewegspoort tijdens de vervanging van de Tiendewegsbrug.
 |
Gouda
kende in de eerste twee eeuwen van haar bestaan een zeer
dynamische ontwikkeling, de periode 1150-1350. De omwalling was
voorlopig het sluitstuk. Daarna kwamen vijf eeuwen van consolidatie en
pas na 1850 begon Gouda weer te groeien voorbij de singels.
De muren en
poorten werden afgebroken, niet alleen omdat de functie was verdwenen,
maar ook omdat de inwoners van deze beknelling bevrijd wilden worden.
De enige aanval op de muren kwam dus van binnenuit, want de stad is van
buitenaf nooit echt belegerd geweest.
|
1.
De groei van de stad
tot 1335
In het jaar 1272 verleent graaf Floris V de stadsrechten voor Gouda aan
Nicolaas van Cats, voogd van de 8 jarige jonkvrouw Sophie van der
Goude. In het charter worden de Gouwenaars als 'poorters' aangeduid en
ontvangen bovendien tolvrijheid in het gehele graafschap. Op dat moment
was de monding van de Gouwe al volledig uitgegraven tot de huidige
haven, die nu weliswaar verstild in de stad ligt, maar eeuwenlang als
zeehaven gebruikt werd.
Na 1272 zou Gouda snel uitgroeien tot stadse
proporties. Vermoedelijk ontstond de eerste verdedigingsring rond 1335
door de aanleg van een gracht met ophaalbruggen. De oudste stadskern,
die later wordt omschreven als 'de Oude Stad', werd gescheiden van 'de
Nieuwe Stad' door een brede gracht langs de Raam, Turfmarkt, Zeugstraat
en Spieringstraat. Mogelijk lag er binnen de gracht een aarden
verdedigingswal. Zo is uit geschreven bronnen bekend dat de Raam werd
aangeduid als 'Borchwal'.
|
 |
|
2. Aanleg huidige singels en stadsmuur vanaf 1350
Waarschijnlijk werd direct na de aanleg alweer buiten de oude grachten
gebouwd. Gouda lag echter in het grensgebied tussen Holland en Utrecht,
dat het toneel was van conflicten. Daarnaast barstte in 1345 een hevig
en langslepend conflict uit, bekend als de Hoekse en Kabeljauwse
twisten. Tussen 1350 tot 1352 werden de stadssingels gegraven: de
huidige Turfsingel, Kattensingel, Blekerssingel en Fluwelensingel. In
een volgend stadium werden de poorten gebouwd en als laatste werden
deze verbonden door de stadsmuur . In 1361 kocht Jan van Blois, de
toenmalige stadsheer een terrein achter de stadsmuur bij de Hollandsche
IJssel en bouwde er een nieuw kasteel, waarmee dat belangrijke deel van
de stad ook extra verdedigd werd. Twee bestaande torens uit de
stadsmuur werden opgenomen in het kasteel.
Tegelijk met de genoemde buitensingels is er een volgende gracht rond
de stad gepland, maar deze watergang, de Jan Verzwollewetering is
daarna niet meer tot stadsgracht verbreed en bleef de situatie 500 jaar
onveranderd.
|
|  | |
Bij nadere beschouwing staat op de kaart van B&H helemaal
geen
poort op de kop van de Kleiweg. Op dat moment werd de poort vernieuwd
en staat er een noodbrug getekend, net als nu bij de vernieuwing van de
Tiendewegsbrug.
Poorten en poorters Muren
en poorten zijn symbolisch voor een stad. Zonder stadsrechten was het
immers niet toegestaan een stadsmuur aan te leggen. Vervolgens werd het
ook een statussymbool, want zelfs in periodes van armoede zien we dat
in Gouda flink wordt geïnvesteerd in stadspoorten; zij waren belangrijk
voor de identiteit van de stad. De stadsmuur bakende de stad niet
alleen fysiek van de buitenwereld af, maar had ook een sociale functie.
Wanneer je binnen de stadsmuren woonde was je 'poorter' en viel je
onder het stadsrecht, anders dan in het buitengebied, waar het
algemeen- of landrecht gold. Steden werden dus kleine staatjes met
eigen regels en belastingen. In de directe omgeving van de stad
woonden de buitenpoorters en binnen de muren verbleven ook
'niet-ingepoorterde' inwoners. Naast de poorters werden zij expliciet
opgeroepen om deel te nemen aan de waakplicht.
Lijndraaiers, leerlooiers, en pottenbakkers De
randen van de stad binnen de stadsmuren, werden in de Middeleeuwen
gebruikt door ambachtslieden die hun beroep niet midden in de stad
konden uitvoeren. Reden hiervoor kon ruimtegebrek zijn, maar ook
werkzaamheden die stankoverlast of brandgevaar opleverden, zoals ovens
van pottenbakkers en stookplaatsen voor allerhande industrie. Zo werd
de ruimte op de vesten ook benut voor lijnbanen, waar lange touwen
werden gemaakt. Bij de opgraving op het 'Bolwerk' zijn veel sporen
gevonden van leerlooiers, waarbij bekend is dat het looiproces
stankoverlast veroorzaakte.
3. Muren, poorten en muurtorens De omtrek van de omwalling van Gouda
had een lengte van ongeveer drie kilometer met vier grote
toegangspoorten en drie extra poorten naar het waterfront. Tussen de
poorten werd de muur uitgebreid met vooruitgeschoven halfronde
muurtorens om van opzij de muur te verdedigen. Aan de binnenzijde van
de muur waren spaarbogen gemetseld en daarbovenop een weergang met
schietopeningen om de stad te verdedigen. Aan dergelijke muurbogen
herinnert nog de straatnaam 'Bogen'.
Later kregen de vier grote stadspoorten over de gracht een voorbouw van
flankerende muren met twee torens en dan kwam de ophaalbrug.
Hoe groot de investeringen in de stadsmuur waren blijkt uit het de
enorme hoeveelheid benodigde baksteen. Per strekkende meter muur waren
13.000 stenen nodig. Via stedelijke belastingen moest elke poorter
hieraan bijdragen leveren in natura of in geld. In Gouda werden de
werken geleid door de meester van de stadfabriek. |
 Veerstalpoort met stadsmuur en bogen
|
 De fundering
|
|