ARCHEOLOGISCHE VERENIGING GOLDA |
de vereniging werkgroepen projecten publicaties exposities de geschiedenis van Gouda interessante links Vragen of opmerkingen?archgolda@hetnet.nl |
Meewerken aan de Bolwerk opgravingBas KonijnendijkDe opgraving aan het Bolwerk duurde van 3 maart tot 25 juni. Door middel van verschillende middelen heeft de gemeente het (goudse) publiek op de hoogte gehouden van de vorderingen. Zo kon men vanaf een publieke tribune elke werkdag de opgraving bekijken en waren er 'rondleidingen'. Daarnaast verscheen er om de twee weken een nieuwsbrief, die te downloaden was of op een aantal verspreidingspunten was af te halen. De meeste informatie over de opgraving is daarom denk ik wel bekend, of nog steeds eenvoudig verkrijgbaar. Wat ik hier nog aan toe te voegen heb is, in samengevatte vorm, hoe het was om mee te werken aan dit project. Korte voorgeschiedenisEind 2007 werd het duidelijk dat het Bolwerk begin 2008 zou worden opgegraven. Ik had in eerste instantie begrepen dat het een vieze klus zou gaan worden, omdat de laatste 'gebruiker' van het terrein een gasfabriek was en die had de grond tot op grote diepte zwaar verontreinigd. Niet echt iets waar je bij wilde zijn. Maar toen de startdatum van de opgraving dichterbij kwam en de (bouw)historische achtergrond aan me werd verteld, begon het toch te kriebelen. De keuring die noodzakelijk was voor werken in zwaar verontreinigde grond had ik al gekregen in Rotterdam. Die had ik nodig gehad tijdens het opgraven van de VOC scheepshellingen te Delfshaven, waar de AKZO Chemie op had gestaan. Ik besloot het ADC aan te schrijven en via wat self-promoting, waarbij het gebrek aan reiskosten natuurlijk een gunstige bijkomstigheid was, werd ik aangenomen voor het project. De eerste maandDe eerste maand van het project verliep niet helemaal zoals gepland. Na een ochtend besprekingen, ook wel een toolbox-meeting genoemd, gingen we voortvarend van start en onder de voortdurende aanwezigheid van een penetrante naftaleen-lucht vonden we de eerste muurrestanten van vóór de gasfabriek periode. Helaas kwam er ook al vrij snel een gifje vrij waarop niemand was bedacht (blauwzuurgas) en werd het project onverrichterzake stilgelegd totdat zeker was dat de omstandigheden in de bouwput echt veilig genoeg waren om in door te werken. Dat kwam neer op een stagnatie van bijna drie weken. Voor we goed en wel verder konden was de eerste maand al bijna om. De opgravingVanaf april was de machine goed op gang gekomen en kwamen we de
restanten tegen van het klooster van st. Marie, zoals verwacht. Dikke
muurdelen met spaarbogen lagen scheefgezakt op zware houten
funderingen, die ook wel roosterfunderingen worden genoemd. Naarmate we
onze putten verdiepten kwamen er meer van dit soort muren tevoorschijn en
werd zichtbaar dat een aantal van de muren na afbraak werden
hergebruikt als fundering voor een nieuwe muur. Zo waren er ingewikkelde
faseringen ontstaan en werd het voor ons puzzelen welke muur bij welke fase
hoorde, met dwarsmuren die de ene keer op -, en de andere keer onder
muren doorliepen, in elkaar waren verwerkt of koud tegen elkaar aan
stonden. Het nadeel is dat pas als het onderzoek, wat na de opgraving bij het
ADC plaatsvindt, afgerond is, er meer te zeggen valt over wat we nu eigenlijk
precies hebben aangetroffen. Muurdeel met spaarboog op een (hier niet goed zichtbare) roosterfunderingBinnen ons archeologische team had bijna iedereen een vaste taak. Er was een vaste leiding voor de coordinatie, tevens vliegende keep, iemand om te meten, iemand voor digitale gegevensverwerking op het veld, iemand die de kraanmachinst begeleidde bij het ontgraven en natuurlijk de troffelaars. Dat is een wat oneerbiedige benaming, want meestal betekent het dat als je een spoor troffelt of vrijlegt, je ook de hele bijbehorende spoorverwerking op je neemt, het hele archeologische pakket in een notendop. Het meetwerk gebeurde allemaal automatisch, dat wil zeggen dat er een meetapparaat aanwezig was die door een persoon kon worden bediend. Als alles was ingesteld kon die persoon met een prismastok aangeven wat hij gemeten wilde hebben en dan legde het apparaat de lengte, breedte en diepte van het meetpunt vast. Op die manier werden hele vlakken ingemeten en hoefde er geen vlaktekening meer e worden gemaakt, want die zat al digitaal in het meettoestel. Wat nog wel met de hand werd getekend waren de profielen en de coups. Al die ingemeten sporen kregen een (spoor)nummer en die prikten we er met een kaartje aan vast. Vanaf de tribune zijn die kaartjes vast te zien geweest. De aanvullende informatie van die sporen zet je normaal op de vlaktekening erbij, maar omdat die er niet was ging iemand elke dag alle sporen af met een tablet-pc, een veldcomputer, om ze te beschrijven, zodat die digitale informatie later aan de digitale tekeningen gekoppeld kon worden. Dit is de tot nu toe meest moderne werkwijze binnen de archeologie en een hoop bedrijven werken nog helemaal met de hand, wat eerlijk gezegd wel zo z'n charme heeft. Met hele stammen (vnl berk en den) gefundeerde murenOmdat ik binnen de geautomatiseerde werkstroom van het ADC weinig toe had te voegen werd ik van troffelaar 'bevorderd' tot kraanbegeleider. Dat heb ik tot in de laatste maand bijna voortdurend gedaan. Ik vond het in eerste instantie een eer, want het geeft aan dat er een vertrouwen in je wordt gesteld en dat er een verantwoordelijkheid aan je wordt gegeven, want je zult maar even een paar belangrijke sporen laten weggraven.. Of je bent te voorzichtig, wat betekent dat je vlak te hoog komt te liggen, de kraan te langzaam gaat en dat kost allemaal tijd en geld. Ik vond het best nog even pittig. Het grootste probleem zat 'm uiteindelijk in de kraanmachinisten. In de eerste vijf weken heb ik er vier begeleid en allemaal hadden ze geen archeologische ervaring. Erger nog, drie van de vier hadden er ook geen interesse in. Heb je net drie weken geïnvesteerd in iemand die eindelijk snapt wat de bedoeling is en zegt: 'Ach, ik begin er wel lol in te krijgen', wordt ie geruild voor een ander die zegt: 'Archeologie? Wat moet je ermee? Maar kom maar op en vertel me eens wat er moet gebeuren..' SporenAls archeoloog ben je in eerste instantie op zoek naar sporen. Sporen vertellen
je hoe het op te graven terrein er vroeger uit heeft gezien, wat mensen er wel
of niet hebben gedaan. Pas in tweede instantie zijn bodemvondsten van
belang, als een toegevoegde waarde bij de sporen. De sporen op het Bolwerk
waren in de bovenste lagen duidelijk en voor de hand liggend: het grootste
gedeelte bestond uit muurresten (en de heipalen van de gasfabriek). Op de diepere niveaus werden de sporen iets minder 'zichtbaar' en
bestonden vaak uit greppels en kuilen. De greppels duiden op percelering.
Langs de greppels vonden we vaak restanten van vlechtwerk wanden, om
de erfscheiding af te bakenen. De kuilen waren vaak gevuld met mest.
Mestkuilen zijn een typische (Laat) Middeleeuwse verschijning. Het inkuilen
van mest gebeurde om de mest geschikt te maken voor bemesting van
akkers. In mestkuilen kan veel huisafval worden aangetroffen, op het Bolwerk
bleef dat beperkt tot botten en scherven van aardewerk. Put met een wand van vlechtwerkVondstenHoewel we voldoende vondsten zijn tegengekomen is de opbrengst gezien de hoeveelheid verzette grond aan de magere kant. Je zou kunnen zeggen dat de Gouwenaren die deze hoek van de stad hebben bevolkt erg zuinig waren. Anderzijds is het schaars zijn van vondsten misschien logisch aangezien de bebouwing van het Bolwerk altijd heeft bestaan uit een groot complex (voor het merendeel) en niet uit kleine huisjes en werkplaatsen. Een paar keer zijn we beervullingen tegengekomen met huisafval, hoewel we zelden (en misschien na uitwerking van het onderzoek helemaal niet) van een echte beerput konden spreken.De enige zijl op het terrein liep helemaal door de te saneren zone en is dus, alle vondsten incluis, afgegraven om te worden verbrand. Voor zover we konden zien is deze zijl in gebruik geweest vanaf of net voor de 17e eeuw en tot nog laat in de 19e eeuw. In ophogingslagen en dichtgestorte putten zaten regelmatig scherven van aardewerk en steengoed. Daarnaast hebben we veel leer gevonden. Leren schoenen lagen overal en eenmaal is er een bewerkte messchede gevonden. Ook zijn er aanwijzingen voor een werkplaats van een leerlooier en een pottenbakker. Behalve de bovenvermelde messchede vond ik de vondst van een intacte trip, een vuurdover en een stuk spithouder tot de leukste van de opgraving. Maar misschien ben ik alweer het een en ander vergeten. Over de skeletten heb ik het nog niet eens gehad. Maar ja, daar had het Clarissenklooster er meer van: tegenover de 13 opgegraven grafkisten daar hadden wij er een schamele vier. Wel zien al die kisten er hetzelfde uit: zo smal toelopend dat de voeten op elkaar moeten in plaats van naast elkaar. VuurdoverEr valt eigenlijk nog veel meer te vertellen. Gelukkig zijn er plannen, zo begreep ik, voor een boek en wordt er voorlopig druk aan de reportage gewerkt. Het kan even duren voordat de resultaten verschijnen, maar het is de moeite waard om in de gaten te blijven houden. |