Een kijkje op de opgraving 'Brandweerlocatie'
Jaap Buis
In de maand april van dit jaar hebben leden van Golda meegewerkt aan
het archeologisch onderzoek van de zogeheten Brandweerlokatie, gelegen
achter de oude brandweerkazerne aan de Nieuwe Haven. Golda kon hier
meegraven met het archeologisch bedrijf Jacobs en Burnier.
Op de onderzochte locatie stond volgens geschreven bronnen en
tekeningen ooit het klooster van de Clarissen.
Het Clarissenklooster
De orde van de Clarissen is ook bekend als de tweede orde van St. Franciscus,
gesticht door St. Clara. De Clarissen leefden ook volgens de leefregels van St.
Francicus, ze mochten dus geen persoonlijke bezittingen hebben en moesten
een sober leven leiden. In bepaalde kloosters werd deze regel zo ver
doorgevoerd, dat de zusters ook geen vlees aten. In de volksmond werden
de zusters dan ook 'arme claren' genoemd. Het klooster in Gouda ontstond
tussen 1467 en 1490, eerst als een convent voor leken (de derde orde van St.
Franciscus), later als een echt Clarissenklooster.
De kloosterkapel zal rond 1480
voltooid zijn en in 1490 bewoonden 30 tot 40 arme claren het klooster.
Het klooster heeft eigenlijk maar een kort leven gehad. Tijdens de opstand in
1573 werd het geplunderd, de Clarissen trokken weg en de gebouwen
werden door het stadsbestuur uiteindelijk deels gesloopt voor hergebruik van
materialen en deels voor andere bestemmingen gebruikt. Het hoofdgebouw
(op de plek waar nu het oude gebouw van de brandweer staat) werd
verbouwd tot woningen. Balken uit de kapel werden gebruikt voor reparaties
aan de St. Jan. De kapel (of wat daar nog van over was) en het overige
terrein werden gebruikt als stadstimmerwerf. Uiteindelijk is de kapel in 1690
gesloopt. [1]
Fig. 1. Het klooster volgen Blaeu (links) en volgens Braun en Hoogenberg (rechts)
De opgraving
In eerste instantie waren de verwachtingen van het onderzoek niet hoog.
Wegens de aanwezige vervuiling moest een deel van het terrein direct
gesaneerd worden, zodat dit als verloren kon worden beschouwd.
Vooronderzoek had bovendien geen substantiële archeologische indicatoren
opgeleverd.
Vijf leden van Golda waren beschikbaar om te assisteren, maar omdat er
nog geen zicht was op de hoeveelheid werk was met Jacobs en Burnier
afgesproken dat maximaal twee mensen per dag konden meewerken.
Op 9 april kon begonnen worden. Allereerst maakten we kennis met de
huisregels. Omdat het terrein te boek stond als licht vervuild, waren gebruik
van overalls, handschoenen en de reinigingsunit verplicht. Eten en roken op
het terrein waren verboden. Verder kregen we ook instructie over de
veiligheidsregels in de buurt van een werkende kraan.
De eerste dagen was er meteen werk genoeg. Tientallen meters muurwerk
moesten worden schoongemaakt en de vrijgraven oppervlakken moesten
met de metaaldetector afgezocht worden. Hier speelde het verleden van de
plaats als stadstimmerwerk ons goed parten. Veel bukken, veel uitgraven en
90% spijkers.
Ook konden we goed assisteren bij het inmeten en tekenen. Dit ging het
snelst als de tekenaar achter zijn bord kon blijven en 2 anderen met de baak
en kijker de metingen konden doen.
Na enkele dagen werd het pas echt leuk. De kraan maakte een lange
rechte muur met enkele zijmuren vrij. Toen, na weer een zijmuur, de lange
muur naar links afboog, en vervolgens na een zwaar stuk uitstekend
muurwerk weer naar links, begonnen we een vermoeden te krijgen. De kraan
kon er niet goed meer bij, dus de hoeken werden met de schop vrijgemaakt.
Van bovenaf, waar de kraan stond, werden de contouren van het koor van
de kapel zichtbaar. Hij was er nog en we hadden hem te pakken!
De volgende dagen werd de buitenkant van de kapel voor zover mogelijk
verder vrijgelegd. Hoe lang de kapel was, was nog niet duidelijk, hij liep door
tot onder de rolbaan voor de graafmachine en die was nog nodig voor de
rest van de opgraving. Toen was de binnenkant van de kapel aan de beurt.
Daar werd al direct het hoofdaltaar gelokaliseerd. Daarnaast nog aan elke
kant van de kapel een constructie, waarvan het doel onduidelijk was.
Waarschijnlijk waren het zijaltaren. Op dat moment echter leken ze veel te
ver van het hoofdaltaar liggen. Later, toen de totale lengte van de kapel 32
meter bleek te zijn, leek de theorie van de zijaltaren beter te kloppen.
Vervolgens werden de graven in de kapel ontdekt. Bij het voorzichtig
uitgraven van het koor van de kapel kwamen ongeveer tien begravingen
tevoorschijn. Wat dit slechts de eerste laag? Uitgaande van het aantal
bewoners en de tijd dat het klooster bestaan had, zouden er immers meer
kunnen zijn. Na het ontdekken van de graven werd het team versterkt met
een fysisch antropologe. Onder haar leiding begonnen Anita en Sabine met
het vrijleggen van de skeletten. Elk skelet werd zover uitgegraven, dat de
structuur behouden bleef. Na opmeten en fotograferen werden de botten
vervolgens systematisch in zakjes verpakt voor nader onderzoek.
De opgraving ter hoogte van de kapel.
Duidelijk zichtbaar: het hoofdaltaar en op de
voorgrond een van de zijaltaren.
De graven zijn met plastic afgedekt.
Naast de kapel lag nog een straatje.
De muurtjes zijn op het straatje opgetrokken.
Kennelijk zijn die dus van later datum.
Vanaf dat moment was er werk genoeg. drie tot vijf goldaleden waren
dagelijks aan de slag op het terrein. Vooral het vrijleggen van de skeletten
was tijdrovend precisiewerk. Buiten de kapel ging de opgraving ook gewoon
door.
Fig. 4. Kees aan werk met een skelet.
Op de voorgrond een skelet, dat al grotendeels geborgen is.
Een paar aardige details
Uit de geschiedenis van de kapel blijkt dat deze geruime tijd als ruïne heeft
bestaan. Tegen de buitenmuren waren andere bouwsels geplaatst. Gezien
hergebruik van de balken zou de kapel wel eens lang zonder dak gestaan
kunnen hebben. Buiten de kapel werd een muur van later datum gevonden,
waarvan een funderingslaag uit (bewerkt) leisteen bestond. Wellicht zijn
deze leistenen afkomstig van het kapeldak.
In de kapel werd een balk aangetroffen die kennelijk bedoeld was om de
muur te stutten. Tegen de buitenkant van die muur stond een van de later aangebouwde
muren, maar de kapelmuur zakte kennelijk naar binnen en daar wilde men wat tegen doen.
Houten stutbalk in de kapel.
In de kapel werden ook natuurstenen bouwelementen aangetroffen. Ze
waren hergebruikt in een muurtje. Het zouden onderdelen van zuilen geweest
kunnen zijn, maar van zuilen zijn geen funderingen gevonden.
Hergebruikte natuurstenen bouwelementen.
Terugblik
Niet alleen voor de leden van Golda, maar ook voor de professionals was dit
een meesterlijke opgraving. Er kwam echt een stukje Goudse geschiedenis
boven water. Niet in de vorm van her en der een scherfje, maar als een kapel,
die niemand ooit gezien had. De samenwerking met de archeologen van
Jacobs en Burnier was uitstekend en erg prettig. En -niet onbelangrijk- zelfs de
weergoden droegen hun steentje bij.
[1] Denslagen 2001.
|