logo

ARCHEOLOGISCHE VERENIGING GOLDA

tegel


de vereniging
werkgroepen
projecten
publicaties
exposities

de geschiedenis van Gouda

interessante links

Vragen of opmerkingen?

archgolda@hetnet.nl







Verkenningen aan de Middelweg

Jan van Dam en Bas Konijnendijk

In de periode februari 2006 tot en met december 2006 werden door de Goldaleden Lia Schouten en Henk van Uunen aan de Middelweg in Moordrecht ter hoogte van nr. 10 enkele veldverkenningen uitgevoerd. Ter plaatse werden, met toestemming van de landeigenaren, enkele velden afgelopen. Doel van het onderzoek was ondermeer de juiste locatie te vinden van een oude veenweg welke hier vroeger gelopen moet hebben. Een andere doelstelling van het onderzoek was het mogelijk lokaliseren van vroegere middeleeuwse bewoningssporen. Vroegere bewoningssporen nog de vroegere veenweg werden echter aangetroffen, wel een aanzienlijke hoeveelheid stadsafval, met name keramiek, daterend uit de periode 1250-1900.

Vondstcategorieën

Binnen het stort vinden we vrijwel alle vondstcategorieën keramiek. Opvallend is de grote hoeveelheid steengoed (hard gebakken keramiek). 545 stuks steengoed werden opgeraapt van het veld en meegenomen naar de werkruimte van Golda. Binnen het steengoed zien we een ontwikkeling van het vroege zogenaamde proto-steengoed dat nog niet geheel versinterd was en het echte steengoed dat op een dusdanige hoge temperatuur gebakken werd dat het volledig versinterd en hard product werd. Ook de magering geeft aanwijzingen over de datering.
Proto-steengoed heeft een ruw uiterlijk en de klei is gemagerd met grove zandkorrels. Het 'echte' steengoed wordt echter gekenmerkt door een volledig gesinterde scherf waarin geen zandkorrels of andere magering meer zichtbaar is. In de tussenperiode herkennen we nog het zgn. bijna- steengoed waarbij nog een lichte magering herkenbaar is, die echter al grotendeels versmolten is. Binnen het vondstmateriaal van de Middelweg werden 23 scherven van proto-steengoed aangetroffen (afb. 1) en 7 van bijna- steengoed. Het proto-steengoed dateert uit de periode 1200-1280 en het bijna-steengoed dat het proto-steengoed gedeeltelijk in tijd overlapt dateert uit de periode 1250-1310. Van het 'echte' steengoed werden 515 scherven opgeraapt.

proto steengoed(8K)

Afb. 1. Twee fragmenten proto-steengoed

In de gotiek wordt gebruik gemaakt van het verticale aspect van de vorm, zoals we die ook herkennen in de bouwkunst uit die periode. Bekend zijn de zogenaamde jacobakannetjes, waarvan ook aan de Middelweg vele fragmenten gevonden werden. In de periode daarna herkennen we de grote rijkdom en verscheidenheid van het steengoed, dat vooral gemanifesteerd werd in de renaissance. Er werd groots uitgepakt met o.a. stempels, kerfsneewerk en appliques waarmee de voorwerpen overdadig versierd werden.
Bekende Duitse productieplaatsen van dergelijk steengoed zijn o.a. Raeren, Frechen, Siegburg en het Westerwald (afb. 2). De scherven van de Middelweg beslaan een grote periode en geven een mooi beeld van de bloeiperiode van het Duitse steengoed. De oudste scherven dateren uit de 13de eeuw, de jongste die hier werden aangetroffen dateren uit de 19de eeuw.

Steengoed

Afb. 2. Steengoed uit o.a. Siegburg, Raeren, Frechen en Keulen, 16de / 17de eeuw

Naast het steengoed werden ook andere vondstcategorieën gevonden, echter in kleinere hoeveelheden. Van het roodbakkende aardewerk werden 358 fragmenten opgeraapt en van het witbakkende aardewerk 49. Het betreft hoofdzakelijk locaal gefabriceerd aardewerk met weinig opsmuk in de vorm van eenvoudig keuken- en tafelgerei. Een uitzondering vormt een fragment wit aardewerk met een fraaie ingekraste versiering in een rode sliblaag. Het is een fragment van een bord afkomstig uit het Noord-Franse Beauvais en dateert uit de tweede helft van de 16de eeuw.
Grijsbakkend aardewerk komt in eerste instantie voor naast het roodbakkend aardewerk, maar verdwijnt voorgoed van het toneel in de loop van de 16de eeuw. In feite is het vervaardigd van dezelfde klei, maar werd het anders gebakken, namelijk met minder zuurstof dan het roodbakkende aardewerk. Het werd daardoor als het ware gesmoord en verkreeg zijn grijze kleur.

Een mooi voorbeeld van grijsbakkend aardewerk dat aan de Middelweg gevonden werd is een bovenrand van een pot met een opvallend klein rond oortje aan de rand (afb. 3). In eerste instantie denk je aan een scherf van grijsbakkend aardewerk uit de 15de of 16de eeuw, maar bij nader inzien blijkt het te gaan om een later product. Het is een fragment van een zogenaamde 'Jydepot', vernoemd naar de streek waar het gemaakt werd , namelijk het vaste land van Denemarken (Jutland). De invoer van deze handgemaakte Jydepotten in ons land vond vooral plaats in de 17de en 18de eeuw. Andere vondsten van aardewerk vallen onder de categorieën faience, majolica, industrieel aardewerk en porselein. Van deze laatste categorieën is echter een zeer klein aantal opgeraapt. Als laatste wil ik melding maken van de objecten van pijpaarde.

Er werden circa 250 fragmenten van kleipijpen gevonden op de percelen aan de Middelweg. Het merendeel bestaat uit eenvoudige onversierde kleipijpen, vooral daterend uit de 17de tot en met de 18de eeuw, wat helemaal aansluit bij de rest van het vondstmateriaal. Een opmerkelijke vondst is een trompetvormig voorwerp met oog (afb. 3). Het doet sterk denken aan een pelgrimshoorn, die tijdens processies door pelgrims werden meegedragen. Bij nadere bestudering van de uiterlijke kenmerken lijkt het er echter op dat de hoorn eerder gemaakt is als een tabakspijp. De binnenzijde van de hoorn bestaat voor een derde uit een ketelvormige opening, deze sluit aan op een steelgat dat door de rest van de hoorn loopt. Op de hoorn zijn raderingen en stempels aangebracht met gereedschap dat thuishoort op de werkplaats van een pijpenmaker.

fragment pijpaarde

Afb. 3. Fragment van pijpaarde

De hoorn is met de hand vormgegeven en niet, zoals gebruikelijk bij pijpaarden voorwerpen, in een mal. Het is daarom naar alle waarschijnlijkheid eenmalig geproduceerd. Dergelijke voorwerpen zijn vaker gevonden, maar in een grote diversiteit aan vormen. De algemene indruk die we van deze voorwerpen hebben, is dat ze gemaakt zijn als meesterproef of gildestuk. Leerling pijpmakers die voor zichzelf wilden beginnen, moesten een dergelijke proef afleggen. Het merk wat op de hoorn is gezet bestaat uit de letters GWD. In Gouda komt dit merk voor tussen 1674 en 1702. Het is dan eigendom van Gerrit Cornelisz. Westerdorp . Voor en na deze periode is het merk niet in gebruik geweest, wat het aannemelijk maakt dat hij de maker is van deze hoorn (determinatie: Bas Konijnendijk). De vondsten die gedaan zijn op de diverse percelen aan de Middelweg in Moordrecht zijn zeer divers en beslaan een periode van 7 eeuwen. Archeologisch gezien zijn ze van weinig belang, aangezien het gaat om stortvondsten die van elders aangevoerd werden. Door de aard en verscheidenheid van de vondsten zijn ze echter wel interessant als studie-objecten, aangezien ze een weerslag geven van wat er aan keramiek zoal gefabriceerd werd in die periode. Dat de Veenweg en andere bewoningssporen aan de Middelweg niet aangetroffen werden is jammer. Er staat tegenover dat de vereniging een collectie keramiek rijker is waar komende keramiekdeskundigen nog veel plezier aan kunnen beleven.

De verkenningen hadden niet uitgevoerd kunnen worden dankzij de medewerking van de heer van der Torre, de heer Kool en de heer van Tilburg die hun toestemming verleenden om de percelen te betreden.

Top