logo

ARCHEOLOGISCHE VERENIGING GOLDA

tegel


de vereniging
werkgroepen
projecten
publicaties
exposities

de geschiedenis van Gouda

interessante links

Vragen of opmerkingen?

archgolda@hetnet.nl







Een oude bekende uit de Jeruzalemkapel

Maarten Groenendijk en Diederick Habermehl

Inleiding

In dit artikel staat een speciale en tevens zeer recente vondst centraal, die een interessant stukje Gouds verleden ineens heel tastbaar maakt.
Nu de restauratie van de Jeruzalemkapel [1] vrijwel is afgerond, is recentelijk ook een begin gemaakt met de restauratie van de 'Schoolmeesterswoning', direct naast de kapel, waar voorheen jongerensociëteit de Gonz was gevestigd. Bij deze in het kader van het project 'Cultureel en Havenkwartier' uitgevoerde restauratie, werd de vloer uit de woning verwijderd, waardoor letterlijk meer zicht ontstond op de onderliggende kapel en -zeer interessant- op de stichter ervan: Gijsbert Willemsz Raet.

Van Jeruzalem naar Jeruzalemkapel

Waarschijnlijk ergens in de jaren '80 van de 15e eeuw bezocht de Goudse vicaris Gijsbert Willemsz Raet het Heilige Land. Daar bezocht hij ongetwijfeld ook één van de belangrijkste heilige plaatsen in Jeruzalem: de Heilige-Grafkerk, met daarbinnen het Heilige Graf, waar volgens de overlevering Christus begraven en verrezen zou zijn. Na een behouden terugkeer in zijn vaderland liet Raet, als dank daarvoor, te Gouda een kapel bouwen: de Jeruzalemkapel. In 1494 kocht hij daartoe het huis en erf van Geertruid Florisdochter, gelegen langs de Spieringstraat. Dit perceel grensde aan het Sint Paulusconvent, waar de Collatiebroeders huisden. Enkele jaren later, in 1497, sloot hij met deze broeders een overeenkomst, waarin werd bepaald dat zij het altaar van de kapel zouden onderhouden en wekelijks twaalf missen zouden opdragen. De precieze datering van de bouw van de kapel blijft vooralsnog onduidelijk, maar zal liggen tussen 1497 en 1504, toen het altaar werd gewijd door Adriano van Appelterre, bisschop van Sebastensi. [2]
Al vanaf het begin maakte de kapel deel uit van het kloostercomplex van de Collatiebroeders. Tegen het einde van de 16e eeuw werd vervolgens aan de oostzijde van de kapel een lange vleugel opgetrokken, waarmee de kapel echt in verbinding met het klooster kwam te staan. De volgende belangrijke transformatie betreft de sloop van het rechthoekige deel van de kapel, omstreeks 1780, en de bouw van een woonhuis op die plek: de genoemde 'Schoolmeesterswoning'.
Vormelementen van zowel Heilige-Grafkerk als het Heilige Graf zelf vinden we terug in de Goudse Jeruzalemkapel. Het twaalfhoekige grondplan met de daarop aansluitende rechthoek is een directe navolging van het Heilige Graf. Het koepelvormige gewelf en de 'oculus' daarin, vormen een verwijzing naar de koepel van de Heilige-Grafkerk. De Goudse Jeruzalemkapel is niet uniek. In verschillende Nederlandse steden, waaronder Utrecht, Delft, Leiden en Amsterdam, zijn in de Middeleeuwen Jeruzalemkapellen gesticht. Speciaal is wel dat de Goudse kapel door één persoon, Raet, werd gefinancierd. Veel andere stichtingen werden vanuit een broederschappen van Jeruzalemvaarders ondernomen.[3]

Een graf in de kapel

Raet stierf op 28 mei 1511. Blijkens het cartularium uit 1505, werd hij na zijn dood begraven in het rechthoekige deel van de kapel. De exacte ligging van het graf was echter onbekend. Uit de reconstructie van Goudriaan kon worden opgemaakt dat het graf zich bevond in het gewijde deel van de kapel, tussen de noordmuur (grenzend aan de refter van het Collatiehuis) en het koorhek.[4] Waar dat koorhek zich precies bevond was echter ook niet zeker; het zal in elk geval ten noorden van de beide toegangen naar de kapel hebben gestaan. Goudriaan plaatst het altaar, voorzien van een drieluik, aan de oostmuur van de kapel. Aan de noordmuur was volgens een beschrijving door collatiebroeder Johannes van Emmerik verder een voorstelling van de Verrijzenis aangebracht. Vooral die laatste voorstelling, bestaande uit een witstenen gebeeldhouwd middendeel en twee geschilderde zijluiken, kan goed in samenhang met het graf van Raet worden gezien. De meest logische ligging van het graf was dan ook langs de noordmuur van de kapel.[5]
Het was voorafgaand aan het eigenlijke onderzoek echter maar zeer de vraag of Raet nog steeds in de kapel begraven lag. De grafsteen was immers al in 1586 van zijn graf verwijderd. Bovendien was, zoals genoemd, het rechthoekige deel van de kapel in 1780 afgebroken, gevolgd door nieuwbouw. Het zou heel goed kunnen dat het skelet van Raet op één van die moment gevonden en verwijderd was.

situatieschets Afbeelding 1. Plattegrond van de Jeruzalemkapel met daarop de verschillende elementen aangegeven.

Het onderzoek

Met het bovenstaande in gedachten werd besloten een onderzoek uit te voeren in het 18e-eeuwse pand, waarbij op een niet-verstorende manier gezocht kon worden naar het graf. Daartoe werden sleuven met een breedte van 50 cm zo aangelegd, dat een graf van grofweg 2 bij 1 meter niet gemist zou kunnen worden. [6] De eerste sleuf werd -oost-west georiënteerd- aangelegd in het noordelijk deel van de kapel, en leverde direct resultaat op. In deze sleuf werden allereerst de funderingen van de kapel aangetroffen, welke tevens als fundering van de woning fungeren. Bij het verder graven werd in de rand van de sleuf een fragment bot aangetroffen: een menselijk onderbeen. Toen ook een deel van een schedel zichtbaar was, werd duidelijk dat het om een begraving moest gaan. De vreemde positie en concentratie van de botten deed echter vermoeden dat het niet het oorspronkelijke graf betrof. Dit vermoeden werd bevestigd toen even verderop de muren van een grafkamertje werden vrijgelegd (2, 60 bij 1,30 meter ).
Gezien het oorspronkelijk verkennende karakter van het onderzoek, is het graf in eerste instantie weer afgedekt. Een week later startte een uitgebreider onderzoek, uitgevoerd door ArcheoMedia BV en de gemeentelijk archeoloog van Gouda. Daarbij werden de grafkamer en de bottenkuil onderzocht.

graf Raet Afbeelding 2. Het graf van Gijsbert Raet.

Links is de kuil te zien, met daarin het botmateriaal. De witte lijnen verduidelijken de omtrek van de kuil. Rechts het gemetselde graf, waarin Raet oorspronkelijk heeft gelegen. Aan de bovenzijde van de foto is een deel van de schouw, behorende tot de 'Schoolmeesterwoning', te zien.

schedel Afbeelding 3. Het resterende deel van de schedel van Gijsbert Raet.

Resultaten

De kuil, waarin de botten lagen, is duidelijk vanaf een hoger niveau ingegraven, waarbij oudere lagen werden doorsneden. De botten lijken er op een rustige wijze ingelegd; bijna gestapeld. De vulling van de kuil bestaat uit een scherp, korrelig vulzand met veel kleine steentjes, dat modern aandoet. Precies hetzelfde zand vinden we ook in het naastgelegen graf, wat er op duidt dat de kuil en het graf op hetzelfde moment zijn opgevuld.
Het graf is west-oost georiënteerd, zoals gebruikelijk in de christelijke traditie. De grafkelder bestaat uit gemetselde muurtjes, waarbij het westelijke muurtje van een ander baksteenformaat is en tevens niet aansluit bij de andere muren. Mogelijk is deze later vervangen of toegevoegd. De binnenmaat van het graf bedraagt 2,01 bij 74 tot 78 cm. Er is nog 47 cm opgaand muurwerk overgebleven, maar het graf zal oorspronkelijk wel wat hoger zijn geweest. De bodem bestaat uit rode vloertegels, waarbij opvallend is dat het deels om hele, deels om halve tegels gaat. Al met al maakt het een wat rommelige indruk, alsof men materiaal heeft gebruikt wat op dat moment toevallig voorhanden was. De tegels zijn gelijk aan tegels zoals die ook in 1997 in het twaalfhoekige deel van de kapel zijn aangetroffen. Het is goed mogelijk dat Raet het graf tijdens of direct na de bouw van de kapel in 1504 heeft laten aanleggen, en dus niet pas in 1511. Daarbij is dan gebruik gemaakt van materiaal, dat ook voor de bouw van de kapel is gebruikt. Mogelijk levert de uitwerking van het onderzoek hieromtrent meer zekerheid.

De botten bekeken

Natuurlijk is het nu interessant iets te kunnen zeggen over de aangetroffen botten. Is het mogelijk uitspraken te doen over de gezondheidstoestand van Gijsbert Raet? Of is het wellicht mogelijk om, eventueel door middel van gezichtsreconstructie, te bepalen hoe hij er uit zag? De wetenschap die zich met het onderzoek van botten bezig houdt is de fysische antropologie. Globaal bezien worden meestal drie zaken bepaald bij onderzoek naar skeletresten: geslacht, leeftijd en pathologie; ofwel afwijkingen aan het bot als gevolg van leefomstandigheden, ziekteverschijnselen of verwondingen. Momenteel worden de skeletresten van Raet door de fysisch antropologe Maja d'Hollosy onderzocht. Op de resultaten blijft het dus nog even wachten.
In dit stadium kunnen al welke enkele algemene uitspraken worden gedaan. Het aangetroffen skelet is verre van compleet. Bij de in de kuil verzamelde skeletresten gaat het met name om de lange botten, zoals dijbeen, scheenbeen, kuitbeen en bovenarm. Van de schedel werden twee grote fragmenten aangetroffen. Helaas blijkt het grootste deel van het aangezicht, immers het meest fragiel, te ontbreken. Hiermee is moeilijk uitspraken te doen over de uiterlijke trekken van Raet. Opvallend is verder het ontbreken van het bekken, de wervelkolom, ribben en hand- en voetbeentjes. Het lijkt er sterk op dat bij de herbegraving slechts een snelle selectie is gemaakt van het aanwezige stoffelijk overschot. Dergelijke selectieve herbegraving is een bekend fenomeen.

grafsteen Afbeelding 4. Reconstructie van de grafsteen met daarop de koperen platen (vier hoeken en centrale figuur).

De grafsteen

Zoals gezegd werd de grafsteen, die oorspronkelijk het graf van Raet markeerde, reeds omstreeks 1586, toen de kapel als Aalmoezeniershuis in gebruik werd genomen, verwijderd en naar het Heilige-Geestweeshuis verplaats. Vervolgens is de steen museumgoudA terecht gekomen, waar hij zich nog altijd bevindt in de kamer die bekend staat als 'het ruim'. Een replica op ware grootte is te zien in de St. Jan. De grafzerk van Raet bestaat uit zwarte hardsteen met vier geelkoperen hoekplaten en een geelkoperen middenplaat. Een groot deel van de zerk (1,25 x 1,56 meter) is bewaard gebleven. Waar het ontbrekende deel is gebleven en hoe dat er uit zag, is niet bekend. Op het bewaard gebleven deel is een randschrift aangebracht: "Anno Domini XVC XI die XXVII maii obiit venerabilis dominus Ghysber [tus fun] dator huius cappelle, cuius anima requiescat in pace". De vertaling hiervan luidt: "In het jaar des Heren 1511, op de 27e dag van mei, is overleden de eerwaarde heer Ghysber (t), stichter van deze kapel, moge zijn ziel rusten in vrede".
De koperen platen die op de grafzerk bevestigd waren, zijn oorspronkelijk geheel of gedeeltelijk ingekleurd geweest. De vier hoekstukken tonen symbolen van evangelisten, elk gevat in vier arcade(accent)bogen. De middenplaat heeft de vorm van twee overlappende driehoeken, waarvan één gevormd door arcadebogen. Centraal op de middenplaat is een engel afgebeeld, die twee wapenschilden omhoog houdt. Het linker schild toont een miskelk met twee palmtakken, die het priesterschap en de pelgrimage van de overledene symboliseren. Het rechter schild verwijst ook naar de pelgrimage; hierop staan het Heilige Graf, het Jeruzalemkruis en het rad met de zwaarden van Sint Catharina. Dat laatste zou er op wijzen dat Raet in Jeruzalem tot ridder van Sint Catharina is geslagen. [7] Het randschrift van de koperen plaat luidt: "In tenebris stravi lectulum meum, rursum post tenebras spero lucem". Deze spreuk is gebaseerd op Job 17, vers 12 en 13: "in duisternis heb ik mijn bed gespreid en na duisternis hoop ik weer op licht".
De koperen platen staan in 1812 nog vermeld in de boedelinventaris van het Heilige-Geestweeshuis. In 1864 zijn ze verkocht aan D. van der Kellen jr. te Amsterdam. Hij of zijn nazaten hebben de platen vervolgens in bruikleen gegeven aan het Rijksmuseum, waar ze nog altijd deel uitmaken van de lopende presentatie.

Conclusie

Het is vrijwel zonder twijfel dat het onder de woning aangetroffen graf en skelet toebehoren aan Gijsbert Raet. De ligging van het botmateriaal in een kuil direct naast de grafkamer en de gelijke vulling van kuil en graf, zijn hiervoor sterke aanwijzingen. Voorts is er, zover bekend, nooit iemand anders in de kapel begraven geweest.
Vermoedelijk omstreeks 1780 is het graf van Raet bij de bouw van het huidige woonhuis ontdekt en verstoord. Het daarbij aangetroffen botmateriaal is vervolgens, toch enigszins respectvol, herbegraven in een kuil. Waarom niet alle grote botten zijn verzameld en waarom de herbegraving niet in het eigenlijke graf heeft plaatsgevonden, blijft echter onduidelijk. Een mogelijkheid, hoewel zeer hypothetisch, is dat het in eerste instantie de bedoeling was de grafkamer voor een ander doel te hergebruiken.

overzicht graf Afbeelding 5. Overzicht van het graf met daarnaast de stoffelijk resten van Raet uitgelegd (reconstructie).

Een vervolg: wat gebeurt er nu met de vondst?

Na afronding van het specialistisch botonderzoek zullen de stoffelijke resten van Gijsbert Raet worden herbegraven in het eigenlijke graf. Daarnaast is het zonder meer de bedoeling dat het graf weer zichtbaar wordt gemaakt in de ruimte. Op welke manier dat gaat gebeuren is nog niet bekend; één en ander hangt ook af van de functie die de ruimte in de toekomst zal krijgen.
Er zijn verschillende opties: zo kan gedacht worden aan een glazen plaat, waardoor een doorkijk ontstaat naar beneden in het graf, waarbij het botmateriaal in een kistje is bijgezet. Een replica van de grafsteen (of zo mogelijk natuurlijk het origineel) zou dan tegen de muur kunnen worden bevestigd. Ook kan de grafsteen in de vloer wordt teruggeplaatst, inclusief (replica's van) de koperen platen, en bedekt met glas ter bescherming. Alternatieven kunnen nog worden geopperd en uitgewerkt.

Afbeeldingen/foto's: Marcel van Dasselaar, ArcheoMedia BV, Capelle a/d IJssel.

1 Zie voor de archeologische begeleiding van deze werkzaamheden M. van Dasselaar/D.S. Habermehl, Archeologische begeleiding Jeruzalemstraat 12 te Gouda (Capelle aan den IJssel, 2006).
2 R. Glaudemans et al., De Jeruzalemkapel in Gouda (Gouda, 1998), 26-7.
3 Ibidem.
4 K. Goudriaan, 'Gijsbert Raet en zijn Jeruzalemkapel', Tidinge van die Goude 17 (1999).
5 M. van Dasselaar, Archeologisch bureauonderzoek Raoul Wallenbergplanstoen te Gouda (Capelle aan den IJssel, 2006), 17.
6 M. Groenendijk, Programma van Eisen DO Jeruzalemkapel Gonzgedeelte, Graf Raet (Gouda, 2007).
7 E. de Jongh/J. de Meyere, Een schilderij centraal. De Jeruzalemvaarders van Jan van Scorel (Utrecht, 1980), 16. Ook op de grafzerk van ridder Ian van Huchtenbroec, lid van de Utrechtse Jeruzalembroederschap, in de Utrechtse Buurtkerk waren palmtakken, een Jeruzalemkruis en een doorstoken Catharinawiel afgebeeld (zie ook Glaudemans et al.).

Top